|
||||||||
Als er al een categorie “muzikanten die u kent zonder het te weten” bestond, dan zou de Ier met standplaats in Nashville daar allicht redelijk bovenaan in geklasseerd zijn: hij deelde podia met Steve Earle, Arlo Guthrie en Tom Paxton en is terug te vinden in de kleine lettertjes van nogal wat Nashville-opnames. Hier komt hij met zijn zevende album onder eigen naam, een negen nummers tellend werkstuk met acht eigen songs en een wat kleurloze cover van Butch Hancock’s “If You were a Bluebird”. Met een band onder leiding van collega-Ier Philip Donnelly in thuisland Ierland, met Donnelly’s vaste begeleiders Joe Gallagher op bas en Gev Barrett op drums. Die zogeheten “Mid Atlantic Rhythms Section” wordt voor de vocale harmonieën aangevuld met Jean Anne Chapman, wiens stem je ook kunt terugvinden op plaatwerk van Walter Egan, Tom Kimmel en Loretta Lynn. Die Philip Donnelly heeft anders ook wel een CV waar je mee naar buiten kunt komen: hij toerde met The Everly Brothers en met Donovan, speelde op platen van Nanci Griffith, Townes Van Zandt, Lee Clayton en John Prine. Er zijn er die voor minder naast hun schoenen gaan lopen, maar niet zo deze Ier, die zijn hele hebben en houden inzet om van de songs van McLoughlin optimaal opgenomen te krijgen. Die songs zitten in het stadsdeel waar je een Mark Knopfler of Tom Petty of de al genoemde Lee Clayton kon/kan vinden, het grensgebied tussen country, rock en rootsmuziek. Dat leidt alles samen tot enkele tientallen minuten erg radiovriendelijke, aangenaam wegluisterende muziek, zonder uitschieters, maar ook zonder enige sof: dit is gewoon een heel degelijke, door gitaren voortgestuwde plaat, die je in geen honderd jaar zult uitzetten, als ze op de radio passeert: vanaf opener “Blood on Blood”, waarin de Clayton-gelijkenis wel érg treffend is, In “Flying Birds” herken je de tijdsgeest van de vroege Eagles, inclusief de lichtjes braaf aandoende aanpak: McLoughlin zingt vaak alsof hij bang is iemand wakker te maken, uitgezonderd in “Here Come The Wind”, dat wel geschreven lijkt te zijn voor die andere “wijlen”, Jimmy LaFave. Het is mijn lievelingstrack van een plaat die wat te weinig weerhaakjes vertoont, maar ook op geen enkel moment stoort. Goeie songs, aangename stem, prima muzikanten en knappe productie…dat is zeker en vast “netjes geslaagd”, maar voor een “grote onderscheiding” had het wat meer mogen zijn. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||